Met regelmaat komt het voor dat concurrenten of werkgevers zwart worden gemaakt. De schadelijke gevolgen daarvan kunnen aanzienlijk zijn. Diegene handelt dan onrechtmatig en kan op basis van diens aansprakelijkheid verantwoordelijk worden gehouden tot betaling van schadevergoeding. Dit deed zich ook onlangs voor bij een procedure bij het Hof Den Haag, waarbij de rechter vooralsnog oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat een onderneming zijn concurrent zwartmaakte. Onze advocaat mediarecht bespreekt de procedure.

Feiten

Het ging om een geschil tussen KPN en Belcentrale c.s. Omdat KPN een aanmerkelijke marktmacht heeft in de telefoniebranche, moet zij andere concurrenten toelaten op haar netwerk. Op die manier kunnen consumenten en zakelijke afnemers voor telefonie eventueel besluiten om over te stappen. Naar gewoon gebruik gaat KPN in die gevallen een Raamovereenkomst aan met de andere telecomaanbieder. Dat is in het belang van beide partijen, omdat zij onder meer overeenkomen dat dat partijen maatregelen nemen ter voorkoming van verwarring. Daarnaast spreken partijen af dat zij eindgebruikers (klanten) op neutrale en juiste wijze te woord staan.

Kort geding

In 2017 startte Belcentrale c.s. een kort geding omdat zij van oordeel was dat KPN onvoldoende aantoonbaar kon borgen dat klanten op neutrale wijze door KPN te woord werden gestaan. Als bewijs daarvoor legde zij een aantal transcripties over. Gedurende de procedure had KPN echter een interne instructie voor haar medewerkers gewezen, dat onder meer inhield:

“e) Laat je, in zowel interne als externe communicatie, nooit negatief uit over de concurrent. Ga ook niet in op uitspraken van de klant over een partij (heeft u al vaker klachten gehad over deze partij? Of: wat vinden jullie er nu van?) en laat je eventuele persoonlijke mening altijd achterwege;”

Schade niet aannemelijk

Omdat Belcentrale c.s. in de procedure transcripties had overgelegd van vóór de instructie en zij niet aannemelijk had gemaakt dat KPN alsnog de afspraken uit de overeenkomst overtrad, wees de voorzieningenrechter de vorderingen af. Omdat in de beleving van Belcentrale c.s. KPN zich structureel niet-neutraal bleef uitlaten, startte zij in oktober 2018 een nieuw kort geding. Ook daarin stelde de voorzieningenrechter Belcentrale c.s. in het ongelijk, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat KPN zich negatief uitliet over (potentiële) klanten van Belcentrale c.s. Van een handelen in strijd met de overeenkomst of een onrechtmatige daad was dan ook geen sprake.

Hoger beroep

Daar liet Belcentrale c.s. het niet bij zitten en stelde hoger beroep in. In het kader van bewijslevering schoot Belcentrale c.s. echter tekort: bij de rechtbank beriep zij zich op een e-mailbericht, maar had verzuimd deze in de procedure in te brengen. In hoger beroep deed zij dat alsnog: het ging daarbij om een gesprek van een medewerker van KPN en een klant die inderdaad overwegend negatief qua inhoud was. Echter was dit niet voldoende voor de vordering: de klant hoorde namelijk niet bij Belcentrale c.s., maar een andere provider. Omdat zij geen nadere onderbouwing had gegeven t.a.v. de onrechtmatigheid daarvan, wees het hof deze grief af.

Kort geding: ordemaatregel

Ook ten aanzien van de tweede grief stelde het hof Belcentrale c.s. in het ongelijk. Deze ging namelijk over het feit dat de voorzieningenrechter gesprekken van juli en augustus 2015 niet had meegenomen. In haar dagvaarding had Belcentrale c.s. echter expliciet aangegeven dat haar vorderingen niet zagen op deze gesprekken. Om die reden kon dat voor de procedure aldus achterwege blijven. Tot slot overwoog het hof ook dat deze gesprekken inmiddels 4 jaar oud waren, zodat een ordemaatregel – waarvoor een kort geding bedoeld is – hier niet aan orde was.

Kort geding: belangenafweging bij verbod

Tot slot had Belcentrale c.s. een zestiental transcripties in de procedure ingebracht. Het hof overwoog, net als de voorzieningenrechter, dat bij het vorderen van een verbod ook een belangenafweging dient plaats te vinden. Die belangenafweging houdt in dat moet worden gekeken naar de omvang van de eventuele schade. Hiervoor keek het hof in deze procedure onder meer naar het aantal gesprekken, de inhoud van die gesprekken en de inspanningen die KPN had verricht om haar medewerkers te instrueren zich correct te gedragen. Het aantal gesprekken was echter (relatief) zeer beperkt, zodat dit onvoldoende was om het verbod toe te wijzen.

Uitlokking

Wel had Belcentrale c.s. nog een troef in de procedure ingebracht: zij had namelijk op enig moment een medewerker laten bellen naar KPN, waarin de medewerker over Belcentrale c.s. sprak als ‘oplichters’ en ‘ratten’. De medewerker van KPN ging daarin enkel mee met een instemmend ‘ja ja ja’. Het hof overwoog echter dat ook dit onvoldoende was om de vordering toe te kunnen wijzen: uit de enkele uitlokking kon namelijk niet worden geconcludeerd dat de negatieve uitlatingen ook zouden plaatsvinden zonder uitlokking.

Inspanningen vanuit KPN

Als laatste overwoog het hof dat het van belang was dat KPN zich aantoonbaar blijvend inspande om haar medewerkers te instrueren zich correct te gedragen. Hiervoor bracht ze haar beleid voortdurend onder de aandacht van haar medewerkers. Al met al werden de vorderingen van Belcentrale c.s. ook in hoger beroep afgewezen.

Advocaat reputatieschade

Uit de procedures blijkt dat het van groot belang is om een vordering deugdelijk te onderbouwen. Ingeval van reputatieschade is het daarom van belang dat op enige wijze moet worden vastgesteld wat de schade is. Indien u hierover nader advies wenst, neemt u contact op voor informatie.

Door Edward Appelman op 4 oktober 2019 Leestijd: 4 minutes